Van zodra men dieper dan 2,5m kan vallen is men op een werf verplicht om collectieve of individuele veiligheidsbescherming te voorzien. Sowieso moet deze bescherming tijdelijk zijn, maar deze kan ook een permanent karakter hebben. Veiligheidsnetten behoren tot collectieve valbeveiliging klasse 3(bestand tegen sterke dynamische krachten) en moeten zo dicht mogelijk bij het werkoppervlak gehangen worden en met een minimumafstand van 2m tot onderliggende obstakels.

De netten moeten voldoen aan de Europese Norm 1263-1 en geplaatst volgens Europese Norm 1263-2. Er zijn twee type netten, Klasse A maaswijdte 60mm en Klasse B maaswijdte 100mm. Door de maaswijdte van 100mm zijn de netten lichter en hangen ze na montage ook minder door, waardoor deze veelal de voorkeur krijgen. Verschillende aannemers voorzien op voorhand vaste verankeringspunten, maar ook zonder deze kunnen de netten reglementair opgehangen worden. De netten worden rondom voorzien van een randtouw en dit randtouw wordt met een bevestigingstouw (minimum breeksterkte van 1500kg) wordt verbonden met de verankeringspunten.

Als er risico is op een val van meer dan 2m, dan is de werkgever verplicht maatregelen te nemen om de risico’s op ongevallen te voorkomen en bij voorkeur te kiezen voor collectieve beveiliging boven individuele beveiliging. (KB 31/08/05 art. 6 §4) Afhankelijk van de helling van het oppervlak waarop de werken worden uitgevoerd kan de nodige randbeveiliging ingedeeld worden in 3 klassen en de eisen die eraan verbonden zijn (Europese norm 13374).

Klasse A : Voor werkvloeren en daken met een hellingshoek van maximum 10°.
Klasse B : Voor daken met een hellingsgraad van maximum 30°. Eventueel tot 60° als de valhoogte beperkt is tot 2 m.
Klasse C : Voor daken met een hellingsgraad van maximum 45°. Eventueel tot 60° als de valhoogte beperkt is tot 5 m.

Met elke klasse is een bepaald kracht verbonden die de randbeveiliging dus moet kunnen opvangen om personen voldoende te kunnen veilig stellen.
Bij een hoogteverschil tussen 2m en 13m moet de doorvalbeveiliging een minimum hoogte hebben van 1m, wanneer het hoogteverschil meer dan 13m is, dan moet de beveiliging minimum 1,2m hoog zijn. Bijkomend moet er nog een schoprand voorzien worden, een plaat vanaf het loopvlak 15cm opstaand omhoog, om eventueel werktuig tegen te houden dat naar beneden zou vallen door er per ongeluk tegenaan te stoten of te laten vallen. Tussen de handregel en de schoprand moet dan nog een knieregel voorzien worden zodat de opening maximum 47cm is om tussendoor vallen te voorkomen. (Deze maatvoering is grotendeels afkomstig van EN 14122-3)